Het ministerie van I&W en de noordelijke provincies gaan een werkorganisatie voor de Lelylijn oprichten. Hiermee gaan Rijk en regio samen werken aan een onderzoek dat moet leiden tot verdere besluitvorming over de aanleg van de Lelylijn. Een nieuwe belangrijke stap, zo stellen diverse pleitbezorgers van de spoorlijn – waaronder Initiatiefgroep Lelylijn. Met de oprichting van de werkorganisatie komt het plan nu in een fase waarin het concreet vorm en inhoud krijgt en waarin verschillende wensen worden onderzocht.

De werkorganisatie is een samenwerkingsverband binnen het landsdeel Noord-Nederland (de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe), met Flevoland als belangrijke partner. Het MIRT-onderzoek waarover de projectgroep zich gaat buigen richt zich op de Lelylijn in relatie tot de economie, woningbouw en een betere bereikbaarheid van het Noorden – met een brede invalshoek. De samenleving zal hierbij nadrukkelijk worden betrokken. Daarnaast zal het onderzoek moeten leiden tot een (voorlopige) voorkeursvariant, hiermee zal meer duidelijk worden over hoe het tracé eruit zou kunnen komen te zien. Vervolgens – en dat zal nog in deze kabinetsperiode zijn – wordt er indien de financiering haalbare kaart lijkt een MIRT-verkenning gestart, die uitmondt in planuitwerking en uiteindelijk aanleg van de Lelylijn.

Financiële plaatje Lelylijn


De totstandkoming van de werkorganisatie is dus een nieuwe stap vooruit op weg naar de komst van de beoogde spoorverbinding tussen Randstad en Noorden, maar of er in de toekomst daadwerkelijk treinen gaan rijden hangt nu vooral af van het rondkrijgen van de financiering. Met de drie miljard die er door het kabinet is gereserveerd voor de Lelylijn is er al een flink deel van de benodigde geldsom beschikbaar, maar uit Brussel zal ook een substantieel bedrag moeten komen. Eind dit jaar komt er meer duidelijkheid over de status van de indiening van de Lelylijn als onderdeel van het trans-Europese vervoersnetwerk TEN-T. Mocht deze succesvol blijken te zijn, dan wordt Europese cofinanciering aanmerkelijk waarschijnlijker.

Overigens geldt als kabinetsstandpunt dat een positieve beslissing om tot aanleg van de Lelylijn over te gaan pas mogelijk is bij een betrouwbare kostenraming en met zicht op minstens 75% van de financiering van de voorkeursvariant. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat er ook een beroep zal worden gedaan op overheden in de regio om met een gezamenlijke bijdrage te komen, zal het overgrote deel van de financiën uit Den Haag en uit Brussel moeten komen.

MIRT-overleg


Donderdag 30 juni vergadert de Tweede Kamercommissie Infrastructuur en Waterstaat over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). De Lelylijn staat als prominent onderwerp op de agenda. Verwacht wordt dat verschillende Tweede Kamerfracties staatssecretaris Vivianne Heijnen en indien nodig minister Mark Harbers naar de voortgang ervan zullen vragen. Het overgrote merendeel van de huidige partijen in het parlement hadden de Lelylijn in hun laatste verkiezingsprogramma staan.

Zaak is nu de vaart erin te houden, zodat het MIRT-onderzoek al in 2023 is afgerond. Tegelijkertijd zal de staatssecretaris ervoor moeten zorgen dat het benodigde bedrag op tafel komt, het zou goed zijn als de Kamerleden haar hiertoe blijven stimuleren en motiveren: de Lelylijn is immers niet alleen een spoorverbinding die mensen van A naar B brengt, maar vormt de ruggengraat voor een versterkte sociaaleconomische structuur in Noord-Nederland, brengt landsdelen dichterbij elkaar, draagt bij aan oplossingen voor diverse vraagstukken – denk hierbij aan woningbouw – en vormt, als Brussel meewerkt, straks een schakel in het internationale treinverkeer.

Nieuwsoverzicht