Als we écht werk willen maken van een land waar het niet uitmaakt waar je wieg staat – waar er in de Friese Wouden net zoveel kansen liggen als in Het Gooi, waar je comfortabel in Drachten kunt wonen terwijl je in Amsterdam werkt – dan is de Lelylijn een must. De spoorlijn die de reistijd tussen Amsterdam en het Noorden tot een uur kan reduceren is geen doel maar een middel, schrijft Wim van Wegen in zijn column.

Het was een vrijdagochtend in november toen er op de burelen van veel gemeente- en provinciehuizen in het noorden van het land een opgetogen stemming hing. Het was de ochtend na de nachtelijke brief van de minister Van Nieuwenhuizen en (toenmalig) minister Van Veldhoven. De beleidsvrouwen op respectievelijk de departementen van Infrastructuur & Waterstaat en Milieu & Wonen maakten hun afspraken wereldkundig die met de verschillende regio’s in ons land over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (het MIRT) waren gemaakt. Onder die afspraken ook een onderzoek naar de Lelylijn. Nadat jaren geleden de Zuiderzeelijn ten grave werd gedragen is de roep om een nieuwe spoorverbinding tussen de Randstad en het Noorden weer helemaal terug.


De Lelylijn dus. In maart 2019 werd in Emmeloord middels een drukbezocht symposium de aftrap van een lobbycampagne verricht. De initiatiefnemers kregen veel schouderklopjes, maar werden evenzovaak meewarig aangekeken. Sympathiek voornemen om het weer eens met die spoorverbinding te proberen, maar veel fiducie had men er niet in. Dat het nu in een relatief kort tijdsbestek toch tot een onderzoek naar de kansen van de Lelylijn is gekomen, is geweldig nieuws voor Nederland. Het is immers hoog tijd om eens met een brede blik tot een visie voor héél het land te komen. Er zijn vraagstukken die we alleen landsbreed kunnen oplossen: knelpunten die de beleidsmakers in de Randstad hoofdpijn bezorgen, kunnen wel eens het benodigde medicijn voor het Noorden betekenen. In het westelijke deel van Nederland slibben snelwegen dicht en is de woningmarkt op hol geslagen. In de noordelijke provincies kampt men juist met een leeglopend platteland en de daarmee gepaarde afname van de leefbaarheid.


In een land waarin vrijwel alle politieke partijen gelijke kansen voor iedereen zeggen te ambiëren past een benadering die in de eerste plaats zorgt voor een zo gelijkwaardig mogelijke verdeling van die kansen over het hele land heen, of het nou Emmeloord, Emmer-Compascuum of Ezinge betreft. In al die plaatsen moeten ingezetenen in staat worden gesteld om alle kansen te benutten die redelijkerwijs binnen hun bereik liggen. En bij bereik moet niet alleen worden gedacht aan de figuurlijke zin van dat woord, maar vooral ook aan het letterlijke. Locatie speelt anno 2020 nog steeds een veel te belangrijke rol in de mogelijkheden jezelf te kunnen ontplooien. Geen wonder dat tal van plattelandsgemeenten jongeren in grote getalen zien vertrekken om elders in het land een bestaan op te bouwen op een plek waar dat wél binnen hun bereik ligt. Deze ontgroening leidt tot een verschraling van veel gebieden in wat vaak wat minachtend als ‘de provincie’ wordt aangeduid.

 

Deze verschraalde gebieden, die bij elkaar opgeteld een aanzienlijk gedeelte van Nederland omvatten, verdienen een opkikker van jewelste! Om Nederland de komende decennia leefbaar te houden moeten we ons land in balans brengen. Aan de ene kant maakt de Randstad het land topzwaar, aan de andere kant blijven andere delen van het land verstoken van voldoende dynamiek. Het is goed dat er vanuit de provincies een krachtige roep klinkt voor een nieuwe levensader. Het is mooi dat het kabinet dat, zij het voorzichtig, inmiddels ook heeft gehoord. Maar als we écht werk willen maken van een land waar het niet uitmaakt waar je wieg staat – waar er in de Friese Wouden net zoveel kansen liggen als in Het Gooi, waar je comfortabel in Drachten kunt wonen terwijl je in Amsterdam werkt – dan is de Lelylijn een must. De spoorlijn die Lelystad via Emmeloord, Heerenveen en Drachten met Groningen moet verbinden en daarmee de reistijd tussen Amsterdam en het Noorden tot een uur reduceert is geen doel, maar een middel. In de Tweede Kamer is het signaal uit het Noorden opgepikt, ons parlement heeft zich vierkant achter een haalbaarheidsonderzoek geschaard. Uiterlijk in het derde kwartaal van 2020, maar waarschijnlijk al eerder, komt minister Van Nieuwenhuizen met de resultaten. Ondertussen zal er vanuit het Noorden een eendrachtig gevoerde lobby moeten blijven plaatsvinden. De Gedeputeerde Staten van Flevoland zouden er goed aan doen zich meer op de voorgrond te begeven en vol energie aan te haken bij die noordelijke lobby.

 

Wim van Wegen
Initiatiefgroep Lelylijn

Alle columns